Regeling voorwaarden en goedkeuring stemmachines 1997 De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm, Gelet op de artikelen J 14, vierde lid, en J 14a, derde lid, van het Kiesbesluit; Besluit: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: a. de Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; b. aanvrager: de persoon of instelling die een aanvraag voor de goedkeuring van een stemmachine heeft ingediend of de persoon of instelling die in zijn plaats is getreden; c. bijlage: de bij deze regeling behorende bijlage waarin voorwaarden zijn opgenomen voor stemmachines voor gebruik bij de verkiezingen en voor het gebruik voor meer dan één stemming tegelijk; d. keuringsinstelling: een door de Minister overeenkomstig artikel 2, eerste lid, aangewezen keuringsinstelling voor stemmachines; e. stemmachine: een machine waarop gestemd kan worden voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, provinciale staten, gemeenteraden en het Europees Parlement, inclusief de hulpapparatuur die wordt gebruikt bij de voorbereiding van de stemmachine voor de stemming, bij het uitbrengen van een stem door de kiezer en bij de verrichtingen van het stembureau in het stemlokaal. Artikel 2 1. De Minister wijst een of meer instellingen aan die bevoegd zijn tot het keuren van stemmachines. Aan zodanige aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden. 2. Voor een aanwijziging als bedoeld in het eerste lid komen in aanmerkingen instellingen die blijkens hun aanvraag tot aanwijzing aan de volgende voorwaarden voldoen: a. bezit van rechtspersoonlijkheid; b. beschikbaarheid van voldoende personeel, alsmede van de nodige middelen en uitrusting; c. technische bekwaamheid en professionele integriteit van het personeel; d. onafhankelijkheid bij de keuringen, het opstellen van verslagen en het afgeven van verklaringen van het kaderpersoneel en het technisch personeel ten aanzien van alle groeperingen en personen die rechtstreeks of indirect belangen hebben op het gebied van stemmachines; e. bewaring van het beroepsgeheim door het personeel; f. afsluiting van een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid. 3. De Minister kan een verleende aanwijzing intrekken, indien: a. de bij de aanvraag tot aanwijzing verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest, of b. de instelling niet langer voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het tweede lid. Artikel 3 Een aanvraag voor de goedkeuring van een stemmachine voor het gebruik bij de verkiezingen kan eerst worden ingediend nadat het prototype van deze stemmachine door de Minister is goedgekeurd. Artikel 4 1. Bij de aanvraag voor de goedkeuring van het prototype van een stemmachine, legt de aanvrager een verklaring over van een keuringsinstelling dat het prototype aan de in de Kieswet, het Kiesbesluit en de bijlage gestelde voorwaarden voor het gebruik van stemmachines bij de verkiezingen voldoet dan wel onder welke voorwaarden het prototype aan deze voorwaarden voldoet. 2. De Minister kan voorwaarden verbinden aan de goedkeuring van het prototype. Artikel 5 1. Bij de aanvraag voor de goedkeuring van een stemmachine voor gebruik bij de verkiezingen, legt de aanvrager een verklaring over van een keuringsinstelling dat een exemplaar van de stemmachine, gekozen uit een door de aanvrager aan de keuringsinstelling ter beschikking gesteld aantal van ten minste tien stuks, in voldoende mate met het prototype overeenstemt dan wel voldoet aan de voorwaarden waaronder het prototype is goedgekeurd. 2. Van de goedkeuring van de stemmachine voor het gebruik bij de verkiezingen wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Artikel 6 1. Indien een stemmachine is goedgekeurd voor het gebruik bij de verkiezingen, is de aanvrager gehouden ten minste één keer in de vier jaar een exemplaar van de stemmachine, gekozen uit een door de aanvrager aan de keuringsinstelling ter beschikking gesteld aantal van ten minste tien stuks, aan een periodieke keuring door een keuringsinstelling te onderwerpen. 2. Bij de periodieke keuring onderzoekt de keuringsinstelling of de stemmachine in voldoende mate overeenstemt met het prototype dan wel voldoet aan de voorwaarden waaronder het prototype is goedgekeurd. 3. De aanvrager doet van de resultaten van de periodieke keuringen mededeling aan de Minister. Artikel 7 1. De Minister kan een verleende goedkeuring van een prototype van een stemmachine of van een stemmachine voor gebruik bij de verkiezingen intrekken, indien: a. het gebruik van de stemmachine tot bezwaren aanleiding geeft waardoor de goede gang van zaken bij de verkiezingen in gevaar wordt gebracht; b. de bij de verkiezingen gebruikte stemmachines niet in voldoende mate overeenstemmen met het prototype dan wel niet voldoen aan de voorwaarden waaronder het prototype is goedgekeurd; c. de aanvrager niet voldoet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 6. 2. Indien de Minister het voornemen heeft om tot intrekking van een verleende goedkeuring over te gaan, doet de Minister hiervan mededeling aan de aanvrager en stelt deze in de gelegenheid het prototype van de stemmachine of een exemplaar van de bij de verkiezingen gebruikte stemmachine uit een door de aanvrager ter beschikking gesteld aantal van ten minste tien stuks aan een herkeuring door een keuringsinstelling te onderwerpen. De eerste volzin van dit artikellid is niet van toepassing indien de Minister voornemens is de goedkeuring in te trekken op grond van het eerste lid, onder b, en de Minister zijn oordeel heeft gebaseerd op de resultaten van een periodieke keuring, als bedoeld in artikel 6. 3. Vanaf het moment van mededeling aan de aanvrager van het voornemen tot intrekking van de goedkeuring, is de goedkeuring van de stemmachine voor onbepaalde tijd geschorst. 4. De keuringsinstelling stelt de Minister in kennis van de resultaten van de herkeuring. 5. Indien de resultaten van de herkeuring geen aanleiding geven tot de intrekking van de goedkeuring, heft de Minister de schorsing van de goedkeuring zo spoedig mogelijk op. 6. Van de schorsing van een goedkeuring, van de opheffing van de schorsing en van de intrekking van een goedkeuring wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Artikel 8 Bij geringe aanpassingen van een voor gebruik bij de verkiezingen goedgekeurde stemmachine die het prototype niet wezenlijk aantasten kan de aanvrager volstaan met een goedkeuring van de stemmachine, als bedoeld in artikel 5. Artikel 9 De artikelen 3 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de goedkeuring van het gebruik van een stemmachine voor meer dan één stemming tegelijk, met dien verstande dat uit de aanvraag, alsmede uit de verklaring van de keuringsinstelling, die door de aanvrager wordt overgelegd, in dat geval tevens blijkt op welk aantal stemmingen de aanvraag, onderscheidenlijk de verklaring, betrekking heeft. Artikel 10 De Regeling goedkeuring stemmachines wordt ingetrokken. Artikel 11 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel 12 Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorwaarden en goedkeuring stemmachines 1997. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Den Haag, 11 juli 1997 De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, J. Kohnstamm Bijlage Voorwaarden voor stemmachines 1. Algemeen 1.1 De in de Kieswet, het Kiesbesluit en deze bijlage gestelde eisen voor stemmachines worden afgedwongen door een passende combinatie van de functies van de stemmachine en de in het Kiesbesluit beschreven procedures. 1.2 Zover als redelijkerwijs technisch mogelijk is, worden de handelingen binnen procedures die moeten worden gevolgd voor de gereedmaking van de stemmachine voor de stemming, de stemming en de stemopneming, ondersteund door functies van de stemmachine. 1.3 De volgorde in de functies die de stemmachine op grond van deze bijlage achtereenvolgens moet kunnen verrichten wordt afgedwongen door de stemmachine. 2. Algemene bepalingen inzake de verstrekking van informatie door de stemmachine 2.1 De door de stemmachine aan de gebruiker te verstrekken informatie is relevant, duidelijk en goed waarneembaar. 2.2 De stemmachine verstrekt aan de gebruiker informatie over de handelingen die de gebruiker achtereenvolgens moet of kan verrichten met behulp van de stemmachine en over de acties die de stemmachine in reactie op deze handelingen verricht. 2.3 De stemmachine verstrekt aan het stembureau informatie over de handelingen die de kiezer achtereenvolgens op de stemmachine verricht en over de handelingen die de stemmachine verricht, met dien verstande dat de keuzes van de kiezer voor een bepaalde kandidaat of de keuze binnen een groep van kandidaten en de keuze tussen een blancoselektie dan wel kandidaatsselektie niet achterhaald kunnen worden. 3. Invoering van de kandidatenlijsten 3.1 Ten behoeve van de invoering van de kandidatenlijsten in het geheugen van de stemmachine kan de stemmachine op gebruikersvriendelijke wijze achtereenvolgens de volgende funkties verrichten: * het controleren of de stemmachine correct functioneert; * het vrijgeven van de stemmachine voor de invoering van de kandidatenlijsten; * indien aanwezig, het wissen van eerder ingevoerde kandidatenlijsten; * het tonen en/of afdrukken van het geheugen voor de kandidatenlijsten; * het invoeren en vastleggen van de kandidatenlijsten in het geheugen van de stemmachine; * het tonen en/of afdrukken van de kandidatenlijsten; * het blokkeren van de toegang tot de stemmachine voor het wijzigen van de ingevoerde kandidatenlijsten. 3.2 De vrijgave van de stemmachine voor de invoering van de kandidatenlijsten en de blokkering van de stemmachine hiervoor kan uitsluitend door middel van een fysieke sleutel plaatsvinden. Tijdens het invoeren van de kandidatenlijsten is de sleutel in de stemmachine gestoken. Het uit de stemmachine nemen van de sleutel leidt tot een blokkering voor het wijzigen van de ingevoerde kandidatenlijsten. 4. De vermelding van de kandidatenlijsten De kandidatenlijsten kunnen duidelijk en goed leesbaar op de stemmachine worden vermeld volgens één van de modellen die hiervoor zijn voorgeschreven in de regeling van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 23 oktober 1989, nr. CW88/13/U76, tot vaststelling van de modellen, bedoeld in de Kieswet en het Kiesbesluit (Stc. 1989, 210). 5. Voorbereiding voor de stemming 5.1 Een stemmachine kan niet voor de stemming worden gebruikt dan nadat de stemmachine achtereenvolgens op gebruikersvriendelijke wijze de volgende handelingen heeft verricht of ondersteund: * het tonen van een bewijs dat het stemgeheugen leeg is; * het controleren of de stemmachine correct functioneert; * het vrijgeven van de stemmachine voor het uitbrengen van de stemmen. 5.2 De vrijgave van de stemmachine voor het uitbrengen van de stemmen en de blokkering van de stemmachine hiervoor kan uitsluitend door middel van een fysieke sleutel geschieden. Deze sleutel is een andere sleutel dan de sleutel bedoeld in 3.2. Tijdens de stemming is de sleutel in de stemmachine gestoken. Het uit de stemmachine nemen van de sleutel leidt tot een blokkering voor het uitbrengen van stemmen. 6. De stemming 6.1 Ten behoeve van het uitbrengen van de stemmen kan de stemmachine op eenvoudige wijze achtereenvolgens de volgende handelingen verrichten of ondersteunen: * de vrijgave van de stemmachine met behulp van een vrijgavekaart door de kiezer of door een handeling van het stembureau ; * de selectie door de kiezer van een kandidaat of het doen van een blancokeuze; * het mogelijk maken door de stemmachine dat de kiezer zijn keuze steeds opnieuw kan herstellen totdat hij zijn stem heeft bevestigd; * de bevestiging door de kiezer door middel van een aktieve bedieningshandeling van zijn geselekteerde kandidaat of blancokeuze; * de vastlegging van de stem in het stemgeheugen van de stemmachine, waaronder begrepen de controle of deze vastlegging correct heeft plaatsgevonden. 6.2 De stemmachine is geblokkeerd voor stemuitbrenging, tenzij deze is vrijgegeven. 6.3 De stemmachine is per stemming van een vergrendelingsmechanisme voorzien dat meervoudige vrijgave of een meervoudige stemuitbrenging voorkomt. 6.4 Indien de kiezer geen selektie heeft gemaakt, is de stemmachine voor bevestiging en voor een volgende vrijgave geblokkeerd. Een bevestiging van de stem is alleen mogelijk na selektie. Een nieuwe vrijgave is alleen mogelijk na selektie en bevestiging of door gebruik van de fysieke sleutel, bedoeld in 5.2. 6.5 Indien de kiezer zijn stem niet heeft bevestigd, is de stemmachine voor een volgende vrijgave geblokkeerd. Een nieuwe vrijgave is alleen mogelijk na bevestiging of door het gebruik van de fysieke sleutel, bedoeld in 5.2. 6.6 De stemmachine verstrekt na de bevestiging van de stem door de kiezer en na een eventuele afbreking van de kiezershandelingen door het stembureaulid geen informatie over de door de kiezer geselekteerde of bevestigde stem. 6.7 Direct na de bevestiging door de kiezer wordt de stemmachine automatisch geblokkeerd voor verdere stemuitbrenging, totdat de stemmachine wederom wordt vrijgegeven voor de volgende kiezer. 6.8 De stemmachine geeft ten behoeve van het stembureau het aantal in het stemgeheugen vastgelegde stemmen aan. 7. Het tonen en afdrukken van de stemmenaantallen 7.1 De stemmachine kan het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen, het aantal op iedere lijst uitgebrachte stemmen en het aantal blanco stemmen tonen en afdrukken. 7.2 De vrijgave van de stemmachine voor het tonen en het afdrukken van het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en het aantal op iedere lijst uitgebracht stemmen en de blokkering van de stemmachine hiervoor kan uitsluitend door middel van een fysieke sleutel geschieden. Deze sleutel kan dezelfde sleutel zijn als de sleutel bedoeld in 5.2. Tijdens het tonen en het afdrukken van de stemmenaantallen is de sleutel in de stemmachine gestoken. Het uit de stemmachine nemen van de sleutel leidt automatisch tot een blokkering voor het afdrukken van de stemmenaantallen. 7.3 Na het tonen of afdrukken van de stemmenaantallen kan de stemmachine niet meer worden vrijgegeven voor het uitbrengen van stemmen dan nadat opnieuw kandidatenlijsten zijn ingevoerd. 8. Betrouwbaarheid en beveiliging van de stemmachine 8.1 De in het stemgeheugen van de stemmachine vastgelegde stem is de stem die de kiezer heeft uitgebracht en bevestigd. 8.2 Een uitgebrachte stem kan niet verloren gaan bij storingen in de energievoorziening, het falen van één component, het optreden van omgevingscondities als bedoeld in 12.1, bij normaal gebruik of bij fouten in de bediening van de stemmachine. 8.3 De ingevoerde kandidatenlijsten blijven volledig gehandhaafd bij storingen in de energievoorziening, het optreden van omgevingscondities als bedoeld in 12.1, bij normaal gebruik of bij fouten in de bediening van de stemmachine. 8.4 De functies van de stemmachine blijven volledig gehandhaafd bij storingen in de energievoorziening, het optreden van omgevingscondities als bedoeld in 12.1, bij normaal gebruik of bij fouten in de bediening van de stemmachine. 8.5 De vastlegging van de uitgebrachte stemmen wordt redundant uitgevoerd. De stem wordt zodanig redundant in het stemgeheugen opgeslagen, dat aangetoond kan worden dat de failure rate 1 x 10E-6 is. Indien er een discrepantie in de redundante vastlegging bestaat, dan maakt de stemmachine dit kenbaar aan de kiezer en het stembureau. 8.6 De stemmachine kan voor zover als redelijkerwijs technisch mogelijk is de mogelijkheden van toevallig of opzettelijk foutief gebruik vermijden of beperken. 8.7 De wijze van vastlegging van de stemmen biedt geen mogelijkheden tot vaststelling van de keuze van afzonderlijke kiezers. 8.8 De stemmachine beschikt over zodanige voorzieningen dat foutieve handelingen tijdens reparatie, onderhoud en controle worden vermeden door middel van bijvoorbeeld mechanische voorzieningen die montage in verkeerde stand of op verkeerde plaatsen uitsluiten. 8.9 De stemmachine mag over functies beschikken die niet zijn beschreven in Kieswet, het Kiesbesluit of deze bijlage, mits zij de vereiste functies van de stemmachine niet schaden en overigens in verband staan met de stemprocedure. 9. Bedienbaarheid 9.1 De stemmachine is zodanig ingericht, dat de kiezer met behulp van de stemmachine alleen stemhandelingen kan verrichten. 9.2 De handelingen die de kiezer moet verrichten met behulp van de stemmachine, moeten voor de kiezer een logische volgorde hebben en moeten eenvoudig te begrijpen zijn. 9.3 Het verrichten van een bedieningshandeling door het stembureau of de kiezer leidt binnen één seconde tot een zichtbaar, hoorbaar of voelbaar terugkoppelingssignaal. 9.4 Indien de kiezer met behulp van knoppen of toetsen op de stemmachine een stem dient uit te brengen gelden ten aanzien van deze knoppen of toetsen de volgende eisen: * minimale afmeting: vierkant 10 x 10 (mm), rond 10 (mm); * maximale bedieningskracht knoppen voor selectie kandidaat: 4 (N); * maximale verplaatsing bij indrukken van de knoppen voor selectie kandidaat: 6 (mm); * minimale verplaatsing bij indrukken van de knoppen: 0 (mm). 9.5 Indien de kiezer met behulp van een lichtpen op de stemmachine een stem dient uit te brengen, gelden de volgende eisen: * minimale afmeting van de lichtpen: lengte: 120-180 (mm), diameter 7-20 (mm); * vlak voor en tijdens het aanstippen met de lichtpen van het beeldscherm van de stemmachine is het voor de kiezer duidelijk te volgen waarop de lichtpen gericht is; * de lichtpen functioneert goed wanneer deze onder een hoek van 0 tot ten minste 30 graden ten opzichte van de orthogonaal op het beeldscherm wordt geplaatst. 9.6 Indien de kiezer een magneetkaart dient te gebruiken voor de vrijgave van de stemmachine, dan kan deze op eenvoudige wijze in de kaartlezer worden ingevoerd. 10. Melding en oplossing van defecten 10.1 De stemmachine is zover als redelijkerwijs mogelijk van een diagnosemechanisme voorzien dat na elke handeling die met de stemmachine wordt verricht de defecten of incorrecte werking van de verschillende componenten van de stemmachine en hun onderlinge communicatiekanalen kan vaststellen. Onder deze handelingen zijn begrepen de handelingen die de kiezer of het stembureau verricht. De stemmachine maakt kenbaar aan de gebruiker indien van een defect of incorrecte werking sprake is. 10.2 Het diagnosemechanisme is niet toegankelijk voor of uitschakelbaar door de gebruiker 10.3 Het diagnosemechanisme voorziet in boodschappen (tekst of code) aan de gebruiker die de foutzoekprocedure ondersteunen en versnellen. 10.4 In de gebruikershandleiding wordt duidelijk aangegeven welke betekenis de foutmeldingen van het diagnosemechanisme hebben en welke correctieve acties bij elke foutmelding moeten worden ondernomen. 11. Bijzondere voorwaarden voor stemmachines waarop gefaseerd wordt gestemd. 11.1 Indien op een stemmachine gefaseerd wordt gestemd, dan dient voor 6.1. te worden gelezen: Ten behoeve van het uitbrengen van de stemmen kan de stemmachine op eenvoudige wijze achtereenvolgens de volgende handelingen verrichten of ondersteunen: * de vrijgave van de stemmachine met behulp van een vrijgavekaart door de kiezer of door een handeling van het stembureau; * de selectie door de kiezer van een politieke groepering of het doen van een blancokeuze; * het mogelijk maken door de stemmachine dat de kiezer zijn keuze voor een politieke groepering of een blanco stem steeds opnieuw kan herstellen totdat hij zijn stem heeft bevestigd; * de selectie door de kiezer van een kandidaat; * het mogelijk maken dat de kiezer zijn keuze voor een politieke groepering en voor een kandidaat steeds opnieuw kan herstellen totdat hij zijn stem heeft bevestigd; * de bevestiging door de kiezer door middel van een aktieve bedieningshandeling van zijn geselekteerde kandidaat of blancokeuze; * de vastlegging van de stem in het stemgeheugen van de stemmachine, waaronder begrepen de controle of deze vastlegging correct heeft plaatsgevonden. 12. Omgevingscondities (ontleend aan [OIML-11], [IEC-839], [IEC-68-2]). 12.1 Omgevingscondities als bedoeld in 8.2, 8.3 en 8.4. zijn: Omgevingstemperatuur: [IEC-839-1-3], [IEC-68-2] 5°C tot 40°C Relatieve vochtigheid: [IEC-68-2] 85% bij 40°C (bovengrens) \x{2019}non condensing\x{201D} Voedingsspanning: [IEC-839-1-3] 220 V + 10%, -15 %; 50Hz ± 2 % Netspanningsonderbreking (stroomstoring): De stemmachine is voorzien van een aansluiting voor noodstroomvoorziening (noodaggregraat of batterijen/accu\x{2019}s). Kortstondige netspanningsonderbrekingen: [IEC-839] 500 ms (blackouts) en onderdrukking tot 75 % van nominale spanning (brown-out) mogen niet tot functie- en informatieverlies lijden. Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) De apparatuur moet voldoen aan EN 50081-1 en prEN 50082-1 waarbij voor de volgende testen geldt: Fast transients: [prEN 50082-1] 1 kV op de voeding Surge test: [prEN 50082-1] 1 kV in differentiial mode 2kV in commom mode Air discharge: [prEN 50082-1] ESD test met 16 kV ontladingen Elektromagnetische verstoringen: [prEN 50082-1] Radiated: 80 \x{2013} 1000 MHz, veldsterkte 3 V/m, gemoduleerd Conducted, via de voeding: 0,150 \x{2013} 80 MHz, 3 V Isolatie: [IEC-839] < 10 M W onder alle temperatuurs- en vochtigheidsomstandigheden isolatie van het voedingscircuit moet bestand zijn tegen een spanning van 2 kV tussen de fase- en 0-leiding aan elkaar gekoppeld en aarde gedurende 10 seconden. Behuizing: [IEC-529] Druipwaterbestendig, IPx1(geldt voor alle componenten van de machine die aan direct contact met de kiezer worden blootgesteld). Energieverbruik: Een dusdanig energieverbruik dat de noodstroomvoorziening (bijvoorbeeld accu) gedurende minimaal 8 uur zonder vervanging de stemmachine volledig operationeel houdt. 12.2 De functies van de stemmachine blijven voorts gehandhaafd na blootstelling aan de volgende condities tijdens opslag in verpakking: Omgevingstemperatuur: [IEC-68-2] \x{2013} 25°C \x{2013} +70°C Relatieve vochtigheid: [IEC-68-2] 95 % bij 40°C (bovengrens) \x{2019}non condensing\x{201D} Temperatuurwisseling: [IEC-68-2] \x{2013} 25°C tot 30°C Mechanische trillingen: [IEC-68-2] random: versnellings-spectrale dichtheid 1 m/s3(100-200 Hz), 0,3 m/s3(200-2000 Hz) gedurende 1 uur per richting sinusvorming: 10 m/s (10-200 Hx) 15 m/s (200-500 Hz) Vrije val: [IEC-68-2] plat, 2x per zijde vanaf 0,25 m hoogte Kantelen: [IEC-68-2] langs elke verpakkingsrand Verwijzingen: [EN 50081-1] Elektromagnetische compatibiliteit, algemene emissienorm, deel 1 [prEN 50082-1] Electromagnetic compatibility, generic immunity standard, part 1 [IEC-255] Single input energizing quantity measuring relays with dependent specified time. Appendix E: Impulse voltage withstand tests and high frequency disturbance tests. IEC Publication 255-4 [IEC-721] Classification of environment conditions Part 3 Classification of groups of environmental parameters and their severities \x{2013} Transportation. IEC Publication 721-3-2 [IEC-801] Electromagnetic compatibility for industrial process measurement and control equipment. Part 1 General introduction; Part 2 Electrostatic discharges; Part 3 Radiated electromagnetic field requirements; Part 4 Electrical fast transients requirements. IEC Publication 801 [IEC-839] Alarm systems Part 1 General requirements. Section 3 Environmental testing. IEC Publication 839-1-3 [OIML-11] General requirements for electronic measuring instruments. OIML document no.11 (2nd predraft) January 1989 13. Voorwaarden voor het gebruik van stemmachines voor meer dan één stemming tegelijk 13. De stemmachine mag voor meer dan één stemming tegelijk worden gebruikt indien de stemmachine zodanig is ingericht dat wordt voldaan aan de volgende eisen: * de kandidatenlijsten en de uitgebrachte stemmen worden door afzonderlijke beheerseenheden verwerkt; * de opslag van de kandidatenlijsten en de stemmen worden per stemming in afzonderlijke geheugenblokken uitgevoerd; * de stemmachine kan voor de kiezer voor de afzonderlijke stemmingen worden vrijgegeven; * de kandidatenlijsten kunnen duidelijk van elkaar afgescheiden op de stemmachine vermeld worden; * de volgorde in de stemmingen is voor alle kiezers gelijk; * uit de vastgelegde stemmen kan niet worden achterhaald, welke combinatie van stemmen een kiezer heeft gemaakt; * bij de bevestiging door de kiezer van een stem, geeft de stemmachine duidelijk aan voor welke stemming de stem wordt uitgebracht. 14. Documentatie 14.1 De stemmachine is voorzien van de volgende documentatie: * systeemdocumentatie; * ontwikkeldocumentatie; * testdocumentatie; * een gebruikershandleiding; * een instructie voor de kiezer als bedoeld in artikel J 18, eerste lid, van het Kiesbesluit; * een gebruiksaanwijzing voor de kiezer als bedoeld in artikel J 14, tweede lid, van het Kiesbesluit. 14.2 De systeemdocumentatie De systeemdocumentatie beschrijft: a. Het werkingsprincipe van de stemmachine en bijbehorende apparatuur en een beschrijving van de constructie (elektronisch en mechanisch) toegelicht met: * contructietekeningen * blokdiagrammen, elektronische en bedradingsschema\x{2019}s, printkaart lay-outs. b. Specificatie van de omgevings- en bedrijfscondities voor normale werking, opslag en transport van de stemmachine; c. Identificatiegegevens omvattende: * serie-, type- en bestelnummers * produktie- en/of afleverdatum * elektrische aansluiting/voeding Deze identificatiegegevens dienen ook op adequate wijze op de stemmachine en bijbehorende apparatuur te zijn aangebracht. 14.3 De ontwikkeldocumentatie De ontwikkeldocumentatie omvat: a. een functionele specificatie van de stemmachine; b. het technisch ontwerp van de stemmachine; c. listings van de code; d. een kwaliteitsplan. 14.4 De testdocumentatie De testdocumentatie beschrijft welke maatregelen aanvrager heeft gehanteerd bij de verificatie, de validatie en het testen van (onderdelen van) de stemmachine (waaronder eventuele software), en omvat minimaal: * een testplan dat de wijze beschrijft waarop de functies van de stemmachine getest zijn; * (Software-)module testrapporten die de resultaten van de module-testen beschrijft; (NB. zijn de module-testen de testen van de functies?) * (Software-)integratie-testrapport(en) die de resultaten van de integratie-testen beschrijft; * (Software-)systeem testplan en -rapport(en)Dit bevat het systeem-test plan (test-specificatie) en de resultaten van de uitvoering daarvan. 14.5 De gebruikershandleiding De gebruikershandleiding beschrijft: * instructies voor uitpakken, opstellen, aansluiten en in bedrijf stellen van de stemmachine; * bedieningsvoorschriften voor instellen van de stemmachine en beveiliging en/of vergrendeling * bedieningsvoorschriften voor de leden van het stembureau; * onderhoudsinstructies; * opslagvoorschriften.